‘Piet, Jan, Joop, Hans en Maria’. Hans van Alphen uit Uden somt zijn doopnamen op. Vier van deze doopnamen herinneren hem nog dagelijks aan zijn overleden broers. ‘Ik heb ze nooit gekend, maar op deze manier leven ze eigenlijk in mijn naam voort’, vertelt Hans die in 1946 is geboren. Hij is vernoemd naar zijn jongste overleden broer. Zijn broers kwamen om toen de Duitsers in de nacht van 4 op 5 november 1944 het stadhuis in Heusden opbliezen. In totaal 134 burgers kwamen om. "Ik praat er vaak over omdat het verhaal niet vergeten mag worden."

Afzwaaiers
De tragedie die het gezin Van Alphen treft, begint op 3 september 1944. Moeder Riek, vader Wim (die bij de politie werkt) en hun vier zonen Piet (14), Jan (13), Joop (8) en Hans (5) wonen in de omgeving van vliegveld Welschap in Eindhoven. Rondom het vliegveld wordt fel gevochten en een paar afzwaaiers kwamen in de buurt van huize Van Alphen terecht.

Hans van Alphen vertelt zijn familieverhaal.

Voor Riek was dat het sein om een veiligere plek te zoeken met haar kinderen. Wim kon vanwege zijn werk bij de politie niet mee. Riek komt via een omzwerving eind september bij haar zus Dora in Heusden terecht. Eindhoven is al bevrijd, maar de gevechten verplaatsen zich richting het tot dan toe rustige stadje Heusden. Alleen bij dreigende situaties moeten Riek en de kinderen naar de schuilkelder in het stadhuis. Hans: “De kelder had volgens mijn moeder zulke dikke muren dat er eigenlijk niets kon gebeuren.”

Onverwacht
Zaterdagmiddag 4 november ligt Heusden opeens in de vuurlinie tussen Duitsers en geallieerden. Zo’n 170 inwoners zoeken daarom hun toevlucht in de schuilkelder van het stadhuis. Ook Riek en haar kinderen, en het gezin van haar zus zoeken een veilige plek. Opeengepakt zitten ze in de kleine ruimtes van het stadhuis. Riek heeft de jongste zoon Hans op schoot. De drie andere kinderen zijn binnen handbereik. Angstige uren volgen. In de nacht naar zondag blazen de Duitsers rond halfdrie onverwacht het stadhuis op. 134 mensen in de schuilkelder overleven het niet, waaronder de vier kinderen van Riek.

Het gezin Van Alphen

Riek is een van de overlevenden. Met haar dode zoontje Hans op haar schoot wordt ze onder het puin vandaan gehaald. “Mijn moeder moet gevoeld hebben dat het leven uit haar jongste zoon stroomde”, vertelt Hans. Heusden is in diepe rouw. Het wrange is dat enkele uren na het fatale bombardement Schotse bevrijders de stad in trekken. De soldaten helpen met het begraven van de slachtoffers.

 

De namen van de broers Van Alphen op het monument van Charles Eyck.

Brief aan koningin Wilhelmina
Volgens Hans was zijn moeder psychisch flink geraakt door het verlies van haar kinderen. “Ze ging zonder haar vier kinderen terug naar Eindhoven. Maar ze wilde haar kinderen per se bij zich hebben. Dat was niet gemakkelijk want dan moest het massagraf worden geopend. Dat ging niet zomaar, er was veel tegenwerking.” Het echtpaar schrijft een persoonlijke brief aan koningin Wilhelmina die toestemming geeft. Op 5 juli 1945 wordt het graf geopend en op 9 juli worden de jongens herbegraven op kerkhof Sint Theresia in Eindhoven.

Hans vertelt dat vader Wim zijn zonen moest identificeren en dat lukte vrij snel aan de hand van hun kleren. “Mijn moeder had van de versleten politie-uniformen van mijn vader nieuwe kleren genaaid”, beschrijft Hans. Samen met zijn zus Marianne en hun ouders vormden ze het 'tweede gezin' Van Alphen. Elke zondag bezochten ze na de mis op het kerkhof het monumentje van Charles Eyck. Hans: “Mijn moeder stond elke week snikkend bij het graf van mijn broertjes.”