Willy Sweens herinnert het zich nog als de dag van gisteren. Op 10 mei 1940 ligt hij lekker te slapen als hij ineens wakker wordt van een enorm kabaal. De zesjarige knul denkt dat het onweer is. Maar dat is het niet en het hele huis is in paniek.
''Ons moeder zei: 'Het is oorlog!'', en dat betekent dat de familie Sweens halsoverkop moet vluchten en haar huis en slijterij in Mill moet achterlaten.
De Nederlandse bevolking is vlak voor de Duitse invasie in vakken ingedeeld en Willy’s familie moet richting Uden evacueren. De bevolking van Mill wordt 's nachts overvallen door de komst van de Duitsers en Uden is dan geen optie meer. ''Dat kon niet meer omdat er ‘s morgens om half vijf twee Duitse treinen aankwamen. Eén gepantserde en één troepentrein, met een heel bataljon zwaarbewapende Duitse militairen.''
Bruggen de lucht in
Nog voordat de militairen in Mill goed en wel wakker zijn, is de oorlog daar al begonnen. De opdracht aan de Nederlanders is de bruggen te vernietigen. Dat krijgen ze voor elkaar. "Er waren een stuk of zeven bruggen over het kanaal en die werden de lucht in geblazen. De Millse bevolking aan de ene kant van het kanaal kon niet meer richting Uden. Die moesten naar Wanroij."
Niet alle inwoners van Mill kunnen vluchten. De Duitse soldaten komen de trein uit en gaan meteen het gevecht aan. De mensen in de buurt van de trein moeten schuilen. ''In loopgraven en in schuilkelders. Dat was het begin van de oorlog in Mill.''
Vogelke
De familie Sweens gaat te voet op weg naar Wanroij. De sfeer is gespannen. Willy’s moeder is angstig. "Ze wist wat er kon gaan gebeuren. Op een gegeven moment zei mijn moeder: 'Ik wou dat ik een vogelke was.' Maar even later, in dezelfde straat viel er een vogeltje dood naar beneden. Toen zei ik: 'Nou, dan was mama er niet meer geweest."
Het gezin komt uiteindelijk in Wanroij aan en vindt onderdak bij de familie De Groot. De Duitsers rukken snel op. In de loop van de middag komen de eerste soldaten Wanroij binnen. Ook bij de familie De Groot zijn er Duitsers, weet Willy nog.
"Er zat een officier hoog op zijn paard en die pakte zijn drinkfles. Hij zwaaide ermee. Ik moest hem komen halen en er water in doen.'' Maar de kleine Willy is bang. ''Ik had zoveel angst dat ik achter de deur kroop. Door een kier zag ik de officier van het paard af komen'' Willy vreest wat er gaat gebeuren. De officier loopt naar de keuken, vult zijn waterfles en gaat weer naar zijn paard. De hele situatie maakt indruk op Willy.
Grote puinhoop
Een tijdje later kan de familie Sweens weer terug naar Mill. Haar huis en drankenwinkel zijn zwaar beschadigd. ''Alle ramen van de slijterij lagen eruit. Er zaten gaten in de muren boven. Er waren granaten ingeslagen. Een grote puinhoop was het.''
De zesjarige Willy wil op onderzoek uit. Van zijn vader moet hij overal afblijven. Dat is nog best een uitdaging want de Duitsers hebben het snoep uit de snoepwinkel vlakbij op straat gegooid. ''Ik heb er een paar opgeraapt. Toch dacht ik toen al: dat mag eigenlijk niet, het is niet van mij. Willy kan 79 jaar later wel om die ondeugende jongen lachen.
Als hij terugdenkt aan hoe hun slijterij er uitzag na de strijd, verdwijnt de lach naar de achtergrond. Wat serieuzer zegt Willy: "Door het gevecht waren de schappen gaan trillen en alle die flessen lagen op de grond. Daags erna kwam mijn moeder terug. Ze zag de puinhoop en huilde tranen met tuiten." Ook dat moment heeft effect op de kleine Willy: "Als je je moeder ziet huilen… Dat maakt altijd indruk."