Johan Biemans uit Bergeijk is nog maar een jongen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij is een hele slimme jongen. Als hij tien is, ontdekt hij dat zijn vader een geheim bewaart. Johan is zo slim om er pas na de oorlog meer over te vragen.

 

Het begint met een vraag van Johan over het gebouw waar de verwarmingsketel van de paters staat. Johan heeft daar drollen tussen de kolen gevonden. ''Wie doet nou zoiets? En nog wel in de kerk!'' Hij vraagt zijn vader hoe deze daar komen. Johans vader onderhoudt de verwarmingsketel van de kerk en weet dus vast wat daar aan de hand is. Zijn vader antwoordt dat het de drollen van de hond van de koster zijn.

Geen hond
Johan weet dat het niet waar is want de koster heeft geen hond, dat weet hij zeker. ''Wij kenden alle honden van Bergeijk. Die liepen los vroeger.'' Maar Johan houdt zijn mond. Tot na de oorlog. Dan vraagt hij aan zijn vader hoe het nou precies zat. Johan krijgt dan het echte verhaal te horen: er zaten onderduikers in het gebouw.

Kippenkooi
Het is niet de enige vraag van Johan. Hij vindt het gek dat zijn zes broers en zussen en hij altijd om acht uur naar bed moeten, terwijl andere kinderen tot laat buiten mogen spelen. En wat zijn die koperen draadjes die langs een pijp in de kippenkooi lopen?

''Dat zijn maar draadjes’’, was het korte antwoord van zijn vader. ''Als ik dan verder vroeg dan zei hij: dat neem ik mee in m’n graf’’, vertelt Johan. Na de oorlog hoort Johan de reden waarom hij zo vroeg naar bed moest. Zijn vader luisterde naar Radio Oranje. Dat deed hij in de kippenkooi en hij niet alleen. Johans vader luisterde met twee buren die ook bij de ondergrondse waren