Tinus Veraart heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog verschillende onderduikers op zijn boerderij. In september 1944 staan er ineens drie Duitse soldaten op z'n erf. Is de boel verraden? De drie hebben een verzoek aan de boer. Tinus moet daar eerst eens goed over nadenken.
"Ze kwamen vragen om onder te duiken", vertelt kleindochter Petra Veraart. Het waren een Pool en twee Sudeten-Duitsers die voor de Duitsers vechten maar dat niet meer willen. "Mijn opa heeft daar ook echt over na moeten denken. Het was de vijand die op het erf kwam maar mijn opa zag ook dat ze heel bang waren en ten einde raad."
Graansilo
Tinus ziet ook hoe jong de soldaten zijn en denkt aan hun ouders. Hij bedenkt dat als hij hun vader was, hij ook zou willen dat iemand hen helpt dus besluit hij de drie 'vijanden' onderdak te bieden. Ze mogen onder de graansilo.
"Dat waren vier palen met een dak erop. Daaronder zal al het graan dat in het najaar gedorst zou worden. Daar tussenin, in het midden, werden de drie Duitse soldaten verstopt." 's Nachts in het donker komen de drie eruit. "Maar ze kwamen nooit in het huis omdat de kelder van het huis vol onderduikers uit Roosendaal zat."
Witte Brigade
De drie blijven tot het einde van de oorlog bij boer Tinus. Als Rucphen bevrijd is, draagt hij de soldaten over aan de Witte Brigade, een belangrijke Belgische verzetsgroep. De mannen worden krijgsgevangenen. Petra's vader Jef is dan al bevriend geraakt met de Pool, Joachim. "Die konden het samen heel goed vinden. Van die andere twee hebben we nooit meer iets gehoord."
Jef en Joachim houden na de oorlog wel contact. Joachim kan niet terug naar Polen, daar wordt hij als verrader gezien. "Hij is nooit meer thuis geweest, nooit meer bij zijn ouders geweest. Dat heeft hem enorm veel pijn gedaan."
Van vijand naar vriend
Joachim gaat vlak over de grens in België wonen. In de jaren na de oorlog komt hij zo af en toe naar de boerderij in Rucphen. "Joachim was eerst de vijand maar later is het een hele goede vriend geworden."