Sprang Capelle 1944. Poolse soldaten strijken neer in Capelle. Ze worden ingekwartierd, dat betekent dat ze bij gewone burgers thuis wonen. En dat gebeurt ook bij de familie Van Oosterhout. Henk van Oosterhout hoort de verhalen van zijn vader. ''Mijn vader kende de Polen die bij hen ingekwartierd zaten vrij goed. Je leefde met elkaar dus dat kon ook niet anders.''
Henk vertelt verder: ''Op een dag, ik meen begin maart, gingen mijn vader en zijn vader, mijn opa dus, op de fiets de polder in richting Oude Maasje en Kapelsche Veer. Ze wilden naar het land om te kijken of er al wat gedaan kon worden, inzaaien of zo.''
Vader en zoon Van Oosterhout fietsen richting de Maas als er plotseling geschoten wordt. ''Mijn vader zei tegen mijn opa: 'Ze schieten op ons! ' En opa reageerde met: 'Welnee, dat denk je maar'.'' Maar opa wordt wel degelijk geraakt, in zijn been. Hij valt van zijn fiets en blijft liggen.
De schutters zijn de Poolse soldaten die ingekwartierd zitten in de boerderij van de familie Van Oosterhout. De Polen denken dat vader en zoon Duitse spionnen zijn. Pas als ze dichterbij komen zien ze dat ze op hun gastheren geschoten hebben. “Och och, opaatje toch,” zeggen ze.
De Polen zijn flink geschrokken.''Ze brachten mijn opa met een Jeep naar het ziekenhuis in Tilburg. Daar gaven de dokters hem een verkeerde behandeling, met als gevolg dat zijn onderbeen geamputeerd moest worden. Hij heeft de rest van zijn leven met een prothese moeten lopen.''